Het boek van het jaar!

In Geen categorie by Olga Majeau2 Comments

Het is alweer een poosje geleden dat ik in Roemenië – pardon: Transsylvanië – was. In Marosvásárhely wel te verstaan. Marosvásárhely is de Hongaarse benaming van het stadje Târgu Mureș, want de voertaal in Transsylvanië is nog steeds Hongaars. Aangezien ‘Een schitterend isolement’ het afgelopen jaar in het Hongaars werd vertaald, had mijn uitgever me daar namelijk naartoe uitgenodigd.
In Marosvásárhely organiseren ze jaarlijks een boekfestival, en op Marosvásárhely vliegt prijsvechter WizzAir dagelijks vanuit een aantal middelgrote steden in Europa, die op vele kilometers afstand van Nederland liggen. Het was me dan ook een toer om uit te vinden hoe er te komen, maar ik kwam er.
Mijn uitgever István stond me op te wachten in het halletje van ‘t luchthaventje. Het was half november en met 18 graden opvallend warm voor de tijd van het jaar. Ik zette mijn zonnebril op mijn neus. Zodra we de weg opdraaiden – let wel: ik heb het hier niet over een snelweg, want die zijn er niet – passeerden we een voor mij niet alledaags vervoermiddel: een paard en wagen met een Romafamilie. Vader met zwarte hoed met platte rand op de bok, moeder met kind aan de borst ernaast, paar kinderen in de achterbak.
István zag mijn verbazing. ‘Ja,’ zei hij licht-ironisch toen we hen inhaalden, ‘er staat hier vaak file.’
Tijdens het half uur durende ritje vertelde hij me over de beren die af en toe de straten van de stad teisteren, over corruptie, over de chemische pluimen die uit de betonnen fabrieksmuilen aan de rand van het stadje uitwaaieren in de richting van het centrum en de link die er daarmee is met het opvallend hoge sterftecijfer aan kanker in Marosvásárhely. We hadden ‘t over de Dacia (het Roemeense Renaultzusje, waar wij al een decennium lang naar tevredenheid in rijden, want goedkoop en ruim, maar waar hij niet over te spreken was), over kinderrovers die in organen handelen en dat hij en zijn vrouw altijd een oogje in het zeil moeten houden op hun dochtertje. Hij had het over geld dat er niet, nooit is om iets te organiseren en dat het allemaal aankomt op goodwill van de mensen voor de cultuur, de cultuur van het lezen, het belang van het boek.
Dat het boekfestijn goed bezocht werd, ondervond ik diezelfde middag, toen ik met mijn boekvertaalster Emöke, bij wie ik mocht logeren, het theater instapte. Ladingen jongeren, kinderen, ouderen: allemaal smachtten ze naar leesvoer bij de vele stands. De ontlezing onder de Nederlandse jeugd indachtig, was ik er aangenaam door verrast.
‘Toch ben ik bang dat het een aflopende zaak is met de literatuur,’ zei Emöke. Een paar oude, beroemde schrijvers hadden hun somberheid hieromtrent tijdens een lezing zojuist al laten doorschemeren. ‘En schrijvers hebben het vaak bij het rechte eind,’ zei Emöke. Daar knikte ik natuurlijk, zij het met enige bescheidenheid.
Drie dagen lang praatten we, Emöke en ik, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Ze liet me de stad zien, ze zorgde voor mijn ontbijt, kookte voor me, ze gaf me haar appartement te leen, stelde me voor aan haar vrienden. Ook toonde ze me, zij het per toeval, het stadion waar ze als schoolmeisje een dansje moest doen met haar klas voor Nicolae Ceaușescu en zijn vrouw. Dagen hadden ze erop geoefend, een doekje in de hand waarmee ze ritmisch moest zwaaien. Met een cynisch lachje deed ze me terplekke het pasje voor. ‘Hij keek niet eens. Een paar seconden, en toen was hij alweer voorbijgereden.’
Per ongeluk kwamen we precies daar terecht doordat we pardoes in een optocht van Roemeense blazers belandden die in dat stadion een potje tegen elkaar op gingen staan te blazen. Uit het hele land waren ze hierheen gekomen. Eenmaal gezeten op een plastic stadionstoeltje, merkte Emöke op dat we de enige vrouwen waren die geen rok droegen. Ja, nu ze het zo zei… Een man pakte de microfoon, … en ging in gebed; iedereen moest verdomme gaan staan. Bij nader inzien moesten we daar dus snel maar onopvallend zien weg te komen.
Waar was Emöke zelf tijdens de révolte? ‘Hier,’ zei ze, terwijl ze halthield. We stonden op de hoek van een grote straat. Ze wees naar een gebouw naast me. ‘Vanuit precies dát raam daar had een vriendin van mijn moeder zicht op de straat waar we nu lopen. Dit was de straat waar de massa mensen samenkwam en waar de révolte tegen Ceaușescu losging. Ik maakte er deel van uit, ik liep erin mee. De vriendin van mijn moeder zag me en belde meteen mijn moeder. Die kwam me ervandaan halen. Ik was boos, maar achteraf toch blij, want er vielen doden die dag. Thuis keken we wat er gebeurde, op tv. Het is allemaal nog terug te vinden op youtube’ – dat zou ze me die avond laten zien, bij haar thuis. ‘Veel beter is het hier overigens niet echt geworden,’ voegde ze nog toe.
In drie dagen leerde ik over de spanning tussen de Transsylvanen (de Roemeense Hongaren) en de Roemenen. Ik zag armoede, ik hoorde over het overmatig drankgebruik, over de vele mannen die hun vrouwen mishandelen, ik zag de honger naar boeken, naar poëzie, ik zag optimisme bij de jeugd en pessimisme bij de ouderen. Vooral leerde ik een hoop welwillende, lieve mensen kennen.
Mijn uitgever won de prijs van beste uitgever en – ja echt – mijn boek de prijs van het beste boek van het jaar.
Het beste boek van het jaar!
Ik wist niet wat ik hoorde. Ik? Een prijs?
Maar ik werd niet op een podium gehesen. Ook werd ik niet gefeliciteerd, en kreeg ik geen oorkonde, medaille en zelfs geen A4-tje.
Wie de jury was? Geen idee.
Ik deed het ermee. Toch leuk, een prijs voor het beste boek van het afgelopen jaar in Transsylvanië – dat zouden ze op de uitgeverij in Nederland en Duitsland eens moeten weten.
Al kan ik er dan nergens mee pronken, nóóit zal ik een mooiere prijs winnen dan deze.

Comments

  1. Hallo Olga,
    Wacht nog steeds op je nieuwe boek, maar deze kleine prieeltjes zijn bewonderenswaardig mooi. Leest een beetje weg als Szabó, prachtig!
    Bedankt & succes

Leave a Comment